Pinkengriep (BRSV) is een belangrijke ziekteverwekker bij kalveren. Het virus infecteert de achterste luchtwegen en veroorzaakt daardoor bronchiolitis of pneumonie. Het virus veroorzaakt jaarlijks uitbraken van deze ademhalingsziekte bij met name kalveren onder de zes maanden.
Oorzaak
Vaak worden de longaandoeningen door meerdere verwekkers veroorzaakt. Het ParaInfluenza-3 virus tast vooral trilhaareptheelcellen en macrofagen aan: andere agentia kunnen vervolgens gemakkelijk binnendringen. BRSV komt voor bij jonge runderen tot en wordt gezien als de veroorzaker van pinkengriep. Deze ziekte treedt koppelsgewijs op. De ernst van de ziekte wordt bepaald door de immuunstatus van de dieren, de huisvesting, en vooral door het feit of er andere virussen of bacteriën in de griepuitbraak betrokken zijn. Pinkengriep kan in korte tijd zeer grote schade aan longweefsel aanrichten, vaak na een voorafgaande virusinfectie. Eenmaal binnengedrongen in de diepere luchtwegen kan het zich explosief vermeerderen. Dit proces leidt nogal eens tot acute sterfte.
Verschijnselen
Vooral jonge dieren kunnen ernstig ziek worden, waarbij koorts (lichaamstemperatuur boven de 39,5ºC), een versnelde ademhaling, bemoeilijkte ademhaling en buikademhaling vaak opvallen. De klinische verschijnselen beginnen gewoonlijk met hoesten en neus uitvloeiing. Wanneer ook de achterste luchtwegen betrokken worden bij de infectie, wordt expiratoir (bij de de uitademing) piepen, snelle ademhaling en tekenen van benauwdheid, zoals cyanose en een geforceerde ademhaling (aantrekken van de rib- en buikspieren bij de inademing) waargenomen. Klinische verschijnselen in geval van bronchiolitis en/of pneumonie zijn ernstig, met een grote kans op sterfte.
Diagnose, behandeling en preventie
Direct aantonen van virus in secreten uit de luchtwegen door immunofluorescentie of met behulp van een PCR is in principe de snelste methode voor de diagnostiek. Het virus kan ook geïsoleerd worden uit patiëntenmateriaal (neus/keel swabs, longspoelingen of longweefsel na sectie). Het patiëntenmateriaal wordt dan op voor het virus gevoelige cellen gebracht, waarop na enkele dagen tot een week een kenmerkend afwijkend effect kan worden waargenomen. Specifieke afweerstoffen opgewekt tegen het virus kunnen worden aangetoond met een ELISA of virus neutralisatie test (VNT).
Om de ziekte te kunnen bestrijden en voorkomen, is nodig te begrijpen hoe het lichaam zich uiteindelijk beschermt tegen het virus. Daarom moet duidelijk zijn wat de gevolgen van de infectie zijn voor het lichaam en hoe het afweersysteem van het lichaam reageert. Na een natuurlijke infectie of na vaccinatie worden – als onderdeel van het specifieke afweersysteem – bijvoorbeeld virus-specifieke afweerstoffen aangemaakt. Een adequate immuunrespons maakt dat het dier beschermd is bij een eventuele (her)infectie, maar in sommige gevallen kan ook een niet-adequate immuunrespons opgewekt worden. Er zijn voldoende casuïstieken bekend, waarvan bijvoorbeeld geinfecteerde gevaccineerde kalveren een vele malen ernstiger ziektebeeld lieten zien dan ongevaccineerde kalveren. CVI doet uitgebreid onderzoek naar de rol van het afweersysteem in het verloop van de klinische infectie.
Er zijn verschillende type vaccins beschibaar: levend/verzwakte of geïnactiveerde virus vaccins, vaccins met één of meerdere componenten en eventuele combinaties (meerdere componenten, levend/verzwakt en geïnactiveerd), allemaal met vaccin-specifieke voor- en nadelen. Geen van de huidige vaccins lijkt te kunnen voorkomen dat een dier geïnfecteerd raakt.