Pluimvee

Mycoplasma gallisepticum

Mycoplasma gallisepticum (M.g.) is een kleine, bacterie-achtige ziektekiem die bij leg-pluimvee en pluimvee in het algemeen ernstige ziekte kan veroorzaken. De ernst van de ziekte is afhankelijk van de leeftijd van de besmette dieren, de kwaadaardigheid van de M.g.-stam en het al of niet aanwezig zijn van andere infecties. De schade door een M.g.-besmetting in legkoppels kan fors oplopen, met name door een lagere eiproductie en verminderde eikwaliteit.

Oorzaak

De besmetting met M.g. kan plaatsvinden door contact met besmette stof- of waterdeeltjes in de lucht, die via neus en/of oogslijmvlies de luchtwegen van de kip infecteren. Deze deeltjes kunnen afkomstig zijn van besmette kippen in een koppel op hetzelfde bedrijf, maar ook wel van dieren op enige afstand buiten het bedrijf. Ook kan de besmetting worden binnengebracht met besmet stof (op kleding en haar), veertjes, eiresten (op trays!) enzovoort. Eendagskuikens kunnen besmet raken bij het moederdier of in de broederij. Zij zijn dan gevoelig(er) voor ademhalingsproblemen.

Verschijnselen

Jonge kuikens worden vrijwel altijd ziek van een M.g.-infectie. De kuikens hebben, in het ergste geval, last van ernstige benauwdheid en kunnen zelfs stikken. Dit komt met name voor als er een infectie met Escherichia coli- of Ornithobacterium rhinotracheale (O.r.)-bacteriën bijkomt. Zo’n menginfectie gaat vaak gepaard met rochelende geluiden. Omdat de problemen telkens weer terug (kunnen) komen, wordt deze ziekte ‘chronische snot’ genoemd of, in het Engels, ‘Chronic Respiratory Disease’ (CRD). Kuikens die de ziekte overleven, blijven vaak achter in gewicht en vertonen een sterke reactie in de luchtwegen na entingen met levende virussen. Bij oudere dieren zijn de verschijnselen meestal milder en soms zelfs symptoomloos. Sinds 1997 blijkt dat de in Nederland voorkomende M.g.-stammen ook hoorbare en zichtbare ademhalingsproblemen bij volwassen dieren kunnen veroorzaken. Raken de dieren kort na het begin van de eiproductie besmet, dan start de productie in aanvang zo’n 10 à 15 procent lager dan gemiddeld. De productie stijgt daarna wel weer geleidelijk naar (bijna) normaal niveau. Door het telkens opflikkeren van de infectie of door bijkomende infecties zoals Infectieuze Bronchitis, zakt de productie regelmatig weer zo’n 5 procent onder de norm. Bij zeer milde infecties merkt de eigenaar echter niets bijzonders aan de dieren en blijkt pas bij bloedonderzoek dat er iets aan de hand is.

Behandeling en preventie

Een aantal maatregelen voorkomt problemen door M.g.-besmettingen:
1.Betrek kuikens of opfokhennen van M.g.-vrije bedrijven. Dit is te controleren door vóór overplaatsing van 24 dieren bloedmonsters te laten onderzoeken.
2.Handhaaf een zodanige bedrijfshygiëne dat de besmetting niet wordt binnengesleept met personen, gereedschap en andere materialen. Direct en indirect contact met besmette koppels moet worden vermeden. Het hergebruik van pulptrays wordt sterk ontraden.
3.Voorkom insleep vanuit de omgeving. Weer wilde vogels door alle inlaten te voorzien van gaas. Ook sierpluimvee hoort niet in de buurt van de stal te kunnen komen. Een goede windsingel kan het overwaaien van stof vanaf pluimveebedrijven in de naaste omgeving aanzienlijk beperken. Dit houdt meteen ook andere ziektekiemen tegen.
Op besmette legbedrijven met meerleeftijden is het verplicht om opfokkoppels bestemd voor dat bedrijf te vaccineren tegen M.g. Daardoor worden ze minder gevoelig voor de besmetting en wordt de schade beperkt. Door de enting worden de hennen wel positief bij bloedonderzoek. Om te controleren of het bedrijf al vrij is van M.g. kan een deel van een koppel (bijv. één procent van de dieren) niet worden geënt. Als die niet-geënte dieren vrij van afweerstoffen blijven, mag men aannemen dat het bedrijf niet meer is besmet en kan men stoppen met vaccineren.
In het algemeen is voorkomen belangrijker dan genezen. In de bestrijding van M.g. ligt het accent dan ook op het voorkomen van de infectie. Een behandeling leidt namelijk alleen tot een (tijdelijke) onderdrukking van de infectie en de behandelingsmogelijkheden bij leggend pluimvee zijn bovendien zeer beperkt door het optreden van residuen in eieren. Behandeling wordt daarom alleen geadviseerd wanneer de problemen daar aanleiding toe geven, zoals bij productiedaling of ademhalingsproblemen. In deze gevallen is het verstandig uw dierenarts of de GD te raadplegen.

U hebt zojuist een Premium artikel gelezen.
Wilt u onbeperkt artikelen lezen op veehouderenveearts.nl, neem dan contact op met uw dierenarts
Meer over:
Pluimvee
Deel dit bericht: Facebook Twitter LinkedIn

Veehouder & Veearts volledige toegang

Nieuwsbrief Wilt u volledige toegang tot de website en het magazine thuis ontvangen? Neem dan contact op met uw dierenarts.