Schaap-Geit

Chlamidya abortus

Chlamydia abortus is een bacterieziekte die grote abortusproblemen kan veroorzaken vooral bij schapen en geiten en sporadisch ook bij runderen en herten. Vanwege de volksgezondheid is deze zoönose ook een zorg op kinderboerderijen. De naam van de veroorzakende bacterie is recent veranderd.

Oorzaak

Chlamydia abortus wordt veroorzaakt door de bacterie Chlamydophila. Buiten het lichaam zijn de bacteriën bij lage temperaturen enkele dagen infectieus. De incubatietijd bedraagt in de regel minimaal 5 à 6 weken.

Verschijnselen

Bij dieren die aan het begin van de dracht worden geïnfecteerd, treedt abortus op in het laatste deel van de dracht. Veranderingen aan de placenta treden niet op voor de negentigste dag van de dracht. Vindt de infectie later tijdens de dracht plaats, dan blijft deze vaak verborgen in het dier aanwezig en kan tijdens de volgende dracht leiden tot abortus.
Chlamydia abortus kan na het eerste jaar op een bedrijf tot grote problemen leiden. Daarbij treden niet alleen gevallen van abortus op, ook worden verzwakte of dode lammeren geboren. In het eerste jaar van infectie kan abortus optreden bij dieren van alle leeftijden. In de jaren daarna treedt een stabilisatie van de problemen op en in het koppel vindt op termijn bijna alleen abortus plaats bij dieren die voor de eerste keer werpen en bij aangekochte dieren.
De infectie blijft in het koppel bestaan maar leidt bij dieren die geaborteerd hebben tot een zodanige immuniteit dat hetzelfde dier in de regel niet nog eens aborteert. Het ruimen van dieren die geaborteerd hebben, is daarom niet nodig.
Uitscheiding van de verwekker vindt plaats met de geboorte van de vrucht en met de schede-uitvloeiing gedurende verscheidene dagen. Deze uitscheiding kan enkele dagen voordat de abortus optreedt al beginnen en kan tot twaalf dagen na de abortus doorgaan.

Behandeling en preventie

De diagnose van Chlamydophila abortus kan vastgesteld worden door middel van een immuunfluorisatietest (IFT) op de verworpen vrucht en de placenta. Ongeveer drie weken na een abortus zijn de eerste antistoffen gevormd bij een geit of ooi. Door middel van een bloedonderzoek (ELISA) kunnen de antistoffen aangetoond worden. Dit geeft het beste resultaat tussen drie weken en drie maanden na een abortus.
Als een drachtige kudde wordt verdacht van een Chlamydia-infectie, kan de hele kudde worden behandeld met een langwerkende oxytetracycline (antibiotica). Voor het beste effect moet de behandeling plaatsvinden tussen 95 en 105 dagen van de dracht. Een herhalingsinjectie twee weken later zal de verliezen verder beperken. Sommige ooien zullen ondanks behandeling afbreken afhankelijk van de aanwezige schade aan de placenta. Het lukt overigens niet om besmette ooien volledig gezond te krijgen met oxytetracyclines. Het belang van de therapie is dat placentaschade en daardoor abortus kan worden beperkt.
In geval van een uitbraak is het zaak om verspreiding van de infectie te voorkomen. Dieren die verwerpen of een dood of levend lam werpen moeten worden geregistreerd en geïsoleerd van de andere dieren totdat er geen vaginale uitvloeiing meer plaatsvindt. Geaborteerde foetussen, dode lammeren en nageboorten inclusief het besmette strooisel moet worden verwijderd en vernietigd. Lammerhokjes waarin verwerpers hebben gestaan moeten worden gereinigd en ontsmet en, als het mogelijk is, niet opnieuw worden gebruikt.

U hebt zojuist een Premium artikel gelezen.
Wilt u onbeperkt artikelen lezen op veehouderenveearts.nl, neem dan contact op met uw dierenarts
Meer over:
Schaap-Geit
Deel dit bericht: Facebook Twitter LinkedIn

Veehouder & Veearts volledige toegang

Nieuwsbrief Wilt u volledige toegang tot de website en het magazine thuis ontvangen? Neem dan contact op met uw dierenarts.